9783990484647_frontcover.jpg

Inhoud

Colofon

Hoe het allemaal begon

Sprankelende bubbels in het Bos

Honeymoon beach

Het geheimzinnige briefje

De zwarte Kat

Het wonderlijke strand

Welkom in Kava dorp

Leven in een cirkel

Verdwaald

Een nieuwe dag op Tavua eiland

Op avontuur

Het magische kompas op de berg

Kokosnoot

De oude vulkaan

De onverwachte vondst

Heilige rituelen

De Haka

Het verlaten strand

Het verhaal van de droomwereld

Op zoek naar een zeemeermin

De stad in de oceaan

De terugkeer van het dorpshoofd

De laatste avond in Kava dorp

De berg van Pele

Gevaar dreigt

Het huis van de tovenaar

Tovenaarskunsten

Het volk van Muria

Achteruit terug in de tijd

Onbegrijpelijke plattegrond

Gezus van het Walu meer

De magische verdwijnpoort

Boot naar Maburu land

Hoe vertel je dit je ouders?

De waarheid

Het geheim van de magische steen

Colofon

Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

© 2016 novum publishing

ISBN drukuitgave: 978-3-99048-464-7

ISBN e-book: 978-3-99048-465-4

Lectoraat: Cocky van Dijk

Omslagfoto: Jolanda en Ruud Heijblom

Ontwerp omslag, lay-out & typografie: novum publishing

Illustraties binnendeel: Jolanda Heijblom (10)

www.novumpublishing.nl

Hoe het allemaal begon

Tovy en Joly zijn vrienden. Ze wonen in hetzelfde dorp Luna Terra. Tovy is twaalf jaar oud en Joly net elf jaar geworden. Ze gaan samen met hun ouders op vakantie naar Maburu land dat gelegen is aan de Grote ofwel Stille Oceaan. Het is een lange, verre reis naar het andere eind van de wereld. Tovy en Joly bekijken de grote Wereldatlas om te zien waar ze naartoe gaan. Maburu land is een klein stipje in een hele grote oceaan. Ze zien op de foto’s in de reisgids felblauw water, witte stranden, mooie koraalriffen met vele soorten vissen en kleine hutjes met rieten daken. Hun ouders hebben een vakantiehuis gehuurd aan het strand met plaats voor beide gezinnen. Tovy en Joly krijgen een kamer naast elkaar. Laat de vakantie maar beginnen. Ze gaan vast leuke avonturen beleven.

De vliegreis duurt meer dan achtentwintig uur, met een tussenstop in Singapore, waar ze een nacht verblijven. In Maburu land aangekomen, nemen de twee gezinnen een taxi naar hun vakantiehuis. Moe, maar vooral ook heel nieuwsgierig bekijken Joly en Tovy het huis en hun kamers. Daarna lopen ze samen het strand op.

“Het is net zo mooi als op de foto’s, vind je niet, Tovy?”

“Ja, ik heb al zin om te gaan zwemmen. Jammer dat het nu al zo laat is, maar morgen duiken we erin,” zegt Tovy enthousiast.

“Kom, laten we onze spullen uitpakken. Heb jij ook je snorkel bij je? Ik heb echt een gave snorkelbril gekregen voor mijn verjaardag, Tovy, met felle kleuren. Ga mee, dan laat ik je die zien.” Tovy en Joly lopen terug naar hun vakantiehuis.

Ze zijn nu enige dagen in Maburu land en iedere dag schijnt de zon. Ze genieten van de zee, de knalgele kano’s waar ze mee kunnen varen en het snorkelen. In het heldere, blauwe water zwemmen ze tussen de kleurrijke koralen en de vele soorten vissen. De wereld onder water is wonderlijk mooi.

Op een dag zitten Tovy en Joly onder een grote boom, dicht bij hun vakantiehuis. Plotsklaps horen ze boven hun hoofd een raar geluid. Ze kijken omhoog. Daar zien ze een dier, dat op een kleine beer lijkt, wegschieten tussen de takken. Het blijft eventjes zitten en kijkt nieuwsgierig naar beneden. Tot hun grote verbazing begint het dier te praten: “Hallo, wie zijn jullie?”

“Wat is dat nu?” zegt Tovy.

“Dat kan toch niet,” zegt Joly. Ze kunnen hem nog verstaan ook.

Het dier klautert naar beneden en kijkt ze met zijn zwarte kraaloogjes aan. “Ik ben Wombat en ik leef in de bomen.”

“Hoe kan het dat jij praat? Je bent toch een dier?”

“Ik ben een heel bijzonder dier en de enige in Maburu land die kan praten.” Je komt hier nog wel meer wombats tegen.”

“Ik vind je eigenlijk wel grappig,” zegt Joly. “Zullen we vriendjes worden,” zegt Tovy.

Zo raken Tovy en Joly bevriend met Wombat. De daaropvolgende dagen, als ze naar buiten komen, klimt Wombat uit de boom en staat al op ze te wachten.

01afbeelding_wombat.jpg

Wombat

Laat op een avond kunnen Tovy en Joly niet slapen. Het is erg warm in hun slaapkamers. De maan schijnt helder en staat laag aan de hemel. Het lijkt wel of de wereld buiten betoverd is. Op deze avond voelt het anders dan anders. Als Tovy hoort dat Joly haar raam opent, sluipt hij zachtjes naar haar kamer. Het is stil in huis. Hun ouders slapen. Joly zit bij het open raam. Tovy gaat naast haar zitten.

“Kun jij ook niet slapen? Wat is de maan groot, hè.” Samen kijken ze voor zich uit naar de glinsterende zee. De tijd gaat ongemerkt voorbij.

“Hoe laat is het nu?” vraagt Joly.

“Pfff, geen idee, mijn horloge ligt hiernaast. Je hebt toch een wekker?”

“Ja, wacht even, naast mijn bed. Het is twee uur, we hadden allang moeten slapen. Ik ben nog helemaal niet moe.”

Plotseling horen ze buiten hun naam roepen, eerst heel zacht en dan wat harder. Ze buigen zich voorover uit het raam. Onderaan de boom in de tuin zit hun vriend Wombat. Hij roept ze opnieuw.

“Zullen we naar buiten gaan, Joly? Met die warmte en de volle maan vallen we nooit in slaap. Kom, we gaan naar Wombat.” Tovy springt op en loopt al naar de deur.

“Wacht Tovy, we moeten wat meenemen. Pak jij ook je rugzak. We lopen naar het strand en wachten daar tot de zon opkomt. Misschien zien we grote schildpadden. In de koelkast hebben we nog pakjes drinken en we kunnen waterflesjes meenemen.”

“Ja, een super idee. Oh, in de trommel beneden zitten lekkere koeken, die nemen we ook mee. Weet je wat, laten we op avontuur gaan. Ik pak mijn overlevingsspullen: Mijn zakmes, wat touw, een vergrootglas om vuur te maken en mijn kompas. Dit wordt leuk.”

“Stt…, Tovy, niet zo hard praten. Straks worden onze ouders wakker. Vergeet je zwemspullen niet en neem een handdoek mee. Ik ga mijn rugzak pakken.” Joly gaat aan de slag.

Tovy sluipt terug naar zijn kamer.

Ze doen hun pyjama uit en kleden zich snel aan.

Zachtjes lopen ze de trap af, vullen hun rugzakken en gaan door de voordeur naar buiten. Als hun ouders nu maar niet wakker worden. Joly laat de deur op een kier staan, zodat ze straks terug kunnen. Buiten gekomen staan ze in het volle maanlicht. Ze sluipen tussen de bomen door naar Wombat. Die wacht vol ongeduld op zijn vrienden. Hij neemt ze mee en rent het dichte bos in, met Tovy en Joly achter zich aan.

Na enkele minuten rennen, blijven ze hijgend staan.

“Even op adem komen, hoor. Hé Wombat, wacht even op ons.” Joly steunt tegen een boom. Ze zijn nu ver genoeg van huis om niet meer gehoord te worden.

Tovy kijkt om zich heen. Hij ziet allerlei sprankelende bubbels en lichtjes om zich heen. Hij stoot Joly aan. Als hij ze wil aanwijzen, zijn ze weer even snel verdwenen. Het duurt niet lang of de grappige bubbels zijn terug. Joly ziet ze nu ook. Het lijken wel kleine oogjes die glinsteren in de heldere nacht. Ze komen op en ze verdwijnen weer, net als zeepbellen. Veel tijd om goed naar de grappige bubbels te kijken hebben ze niet.

Wombat wordt onrustig. Hij wil verder.

“Wat is er met hem, Tovy? Zou het door die volle maan komen? Ik heb weleens gehoord dat het bij volle maan kan spoken, zeker in een bos. Ik heb een boek gelezen over heksen, die bij volle maan dansen in het bos. Volgens mij maken ze dan ook hun toverdrank.” Joly gaat helemaal op in haar enge verhaal. Ze kijkt nu met andere ogen om zich heen.

“Doe niet zo raar, echt iets voor meisjes hoor, angsthaas.”

Sprankelende bubbels in het Bos

Ze lopen snel door. Wombat is vooruit gegaan.

“Kom opschieten, Joly, straks zijn we hem kwijt.”

Ze volgen het zandpad waarvan ze denken dat het naar het strand leidt. Na een tijdje lopen, eindigt het pad. Van het strand is nog niets te bespeuren.

Ik weet niet of dit wel goed gaat. Waar zijn we eigenlijk?”

“Dat weet ik ook niet zo precies,” zegt Tovy.

In grote verwarring staan ze stil, midden in het bos. De volle maan geeft voldoende licht om de omgeving af te speuren. Wombat is nergens te bekennen. Waar zou die verdraaide Wombat zitten? Ze roepen zijn naam, maar horen of zien niets.

Boven hun hoofd klinkt plotseling de roep van een uil. Tovy en Joly kijken naar een hoge palmboom waar het geluid vandaan komt. “Kijk, daar zit die, Joly.” Tovy wijst omhoog.

Ze hebben nog nooit een uil in het wild gezien. Ja, wel in een dierentuin, maar dit is anders.

“Oehhoe, oehhoe,” klinkt het luid in de stille nacht. Tovy en Joly lopen door.

“We moeten van het normale pad afgedwaald zijn, Tovy. Dit herken ik niet meer, jij?”

“Nee, ik weet ook niet waar we zijn. Waar zit die Wombat nou.”

Uit het niets verschijnen plotsklaps weer de sprankelende, kleurrijke bubbels. Ze komen en gaan.

“Oh, dat lijken wel pulsars,” zegt Tovy.

“Pulsars, wat is dat?”

“Nou ja, mijn vader heeft wel eens gezegd dat sommige sterren pulsars zijn. Die gaan uit en aan. Zelf heb ik dat nog nooit gezien.”

“Oké, jij noemt ze pulsars, maar ik noem ze bubbels.”

Overal ploppen ze nu op, kleinere en grotere. Ze hangen tussen de bomen, verdwijnen en komen dan hoog in de lucht terug. Sommigen hebben ook kleuren: roze, blauw, paars, oranje en zelfs een lichtgroene. Nu de bubbels wat langer blijven hangen, lijkt het wel alsof ze gezichtjes hebben, als Smiley’s. Ze zijn grappig. Het geeft Tovy en Joly het gevoel dat ze niet alleen zijn. Wat het nu precies zijn en waarom ze hier zijn, dat weten ze niet.

“Weet je Tovy, die bubbels lijken wel grote zeepbellen. Verleden jaar heb ik op de heide nog zulke grote bellen geblazen. Dat was best moeilijk. Je hebt een goed mengsel van zeep en water nodig en een lange stok met een grote lus, anders lukt het niet. Als de wind ze meenam, vlogen ze hoog boven de heide met allerlei kleuren erin.”

“Heb jij dan zo’n stok met een lus, Joly? Dat zou ik ook wel eens willen proberen,” zegt Tovy.

“Ik zal het je wel leren als we terug zijn.”

02afbeelding_Joly_met_reuze_bellenblaas.jpg

Joly met de reuze Bellenblaas

Links van Tovy duikt plotseling Wombat weer op.

“Wombat, je laat ons schrikken. Ik ben blij je te zien. We zijn de weg kwijt. Hoe komen we nu bij het strand?” Joly kijkt hem verwachtingsvol aan.

Wombat gebaart dat ze hem moeten volgen. Hij kruipt door dicht struikgewas.

Dan staan ze ineens voor een rotsachtige heuvel. Op de top zien ze een stenen muur.

Wombat klimt zonder moeite omhoog. Tovy en Joly zoeken liever een makkelijkere plek.

“Daar, kijk.” Joly wijst naar een brede stenen trap, die naar de top van de heuvel loopt. Ze klimmen omhoog. Boven aangekomen, staan ze voor de hoge stenen muur, gemaakt van reusachtige rotsblokken. Wombat huppelt zonder te stoppen naar een opening in de muur en verdwijnt.

“Hé Wombat, wacht even op ons,” roept Tovy hem na. “Het lijkt wel een deur, zie je dat Joly?” Ze stappen door de opening.

Dan schijnt er een fel licht in hun ogen. Met hun handen proberen ze het licht tegen te houden. Op hetzelfde moment verandert er iets in de lucht, alsof een dichte mist optrekt uit de grond en ze het zicht ontneemt. Ze voelen een zachte aanraking bij hun rug en schouders. Een koude rilling gaat door hen heen. De lucht tintelt, klaart op en lijkt vol kleine sterretjes. Ze draaien zich om. Achter hen is niemand te bekennen.

“Wat is dit? Wat krijgen we nou?” Joly pakt Tovy’s hand angstig vast. “Voelde jij dat ook? Het lijkt wel alsof het hier spookt.”

Ze kijken angstig om zich heen.

“Niets te zien, Joly. Dat was raar. Ik had het gevoel dat iemand achter ons stond.”

“Zie je dat het klopt? Ik had toch gelijk, het spookt bij volle maan, Tovy. Moet je eens voelen, ik krijg gewoon kippenvel.”

Tovy slaat nu zijn arm om haar heen. Ze blijven van schrik dicht tegen elkaar aan staan, niet wetende wat te doen.

Gelukkig komt Wombat nu teruggelopen. Hij kijkt ze aan en zegt: “Je hoeft niet bang te zijn hoor. Kom maar mee. Zo is het hier altijd.”

“Waar gaan we naartoe?” Tovy wil nu wel weten wat ze gaan doen.

Wombat draait zich om, gromt en loopt verder.

“Slechte bui zeker? Laten we maar meegaan, Tovy.”

Ze lopen op een smal pad. Het is een dijk. Aan allebei de kanten horen ze het klotsen van water.

“Wombat lijkt deze weg goed te kennen. Misschien brengt hij ons naar zijn familie.”

Ze krijgen weer moed. De spoken zijn vergeten.

Ze weten niet hoelang ze al lopen. De lange smalle dijk is overgegaan in een bosgebied. Ze lopen kriskras tussen bomen door, komen bij open plekken met rotsblokken, zien grotten liggen en klimmen over heuvels.

“Zullen we even wat drinken,” stelt Tovy voor. “Ik heb dorst. Wombat stop even.”

Ze pakken een waterflesje uit de rugzak van Joly en drinken samen. In de tussentijd bekijken ze hun omgeving. Wombat staat verderop bij rijen met keurig geplante bomen. Hij reikt omhoog. Tovy kijkt wat hij doet.

“Kijk Joly, Wombat heeft bananen geplukt.” Lachend lopen ze naar hem toe. In iedere boom hangen trossen kleine bananen, sommige zijn nog groen, anderen al behoorlijk geel.

Tovy en Joly plukken enkele mooie gele en eten ze op. Ze smaken prima. Joly neemt er ook een aantal mee in haar rugzak.

Honeymoon beach

Door de bananenplantage loopt een duidelijk pad. In het maanlicht doemt een blauw met groen geschilderd huis op. Achter het huis zien ze het strand en de zee.

“Zouden hier mensen wonen, Tovy? Het ziet er verlaten uit.”

Ze kijken nieuwsgierig naar het huis. Alles is stil. Langs het pad, op een houten paal, is een witte doos bevestigd. Tovy loopt eropaf. Bovenin de doos zit een gleuf, net als een grote spaarpot. Hij kijkt naar binnen en ziet wat glinsteren. Het valt hem nu pas op dat bij de doos een bord is geplaatst: “Honeymoon beach, betaal hier je entreegeld”.

“Wat betekent Honeymoon beach, Tovy?”

“Het strand voor mensen die op huwelijksreis zijn. Nou, dat is dan niet voor ons. Wij zijn niet op huwelijksreis.”

“Heb jij geld bij je Tovy?”

“Nee, ik geloof het niet. Wacht, ik kijk even in mijn rugzak. Misschien in mijn speciale tasje met overlevingsspullen.” Tovy houdt een plastic zakje met munten omhoog. “Kijk, dat komt altijd van pas.” Hij pakt er een munt uit en laat die in de doos vallen. In de stille nacht klinkt het wel erg luid. Geschrokken kijken ze naar het huis. Het blijft stil.

Ze lopen door. Op het strand voelen ze een zachte bries. Het is heerlijk en koelt hun warme wangen. Als ze ver genoeg van het huis zijn, gaat Wombat op het strand zitten.

Tovy en Joly ploffen naast hem neer. Even uitrusten, dat is wel fijn. Wat zijn ze moe. De lange wandeling door de nacht heeft ze slaperig gemaakt. De ruisende zee brengt ze tot rust. Ze sluiten hun ogen en vallen in een diepe slaap.

Langzaam komt de zon op. Het wordt warmer op het strand.

Plotseling schrikt Tovy wakker. De zon schijnt volop in zijn gezicht. Hij wrijft in zijn ogen. Wat was dat? Hij kijkt achterom naar het struikgewas. Hij hoorde geritsel. Daar is het weer, nu wat verder weg. Hij kijkt om zich heen, maar ziet niets.

Ook Joly en Wombat zijn wakker geworden. Ze kijken naar Tovy.

“Wat is er?” Joly wrijft de slaap uit haar ogen.

“Ik hoorde geritsel in de struiken. Ik weet zeker dat er iets of iemand was.”

Tovy staat op en loopt naar het struikgewas. Hij duwt wat takken weg, loopt een stukje tussen de lage struiken door, kijkt om zich heen, maar ziet niets.

“Niets te zien. Wat heb ik vast geslapen zeg.” Tovy valt weer in het zand neer en rekt zich uit.

“Even wakker worden, hoor. Waar zijn we eigenlijk? Oh ja, daarginds staat dat blauwgroene huis. Misschien hoorde je de mensen die daar wonen,” zegt Joly. “Het is vast niets.”

Het wordt al warm. De zon brandt.

“Laten we wat gaan zwemmen, Joly, even lekker afkoelen.”

Ze kleden zich om, doen hun zwemkleren aan en rennen de zee in.

Tovy en Joly genieten van het heerlijke water. Ze springen, duiken, spelen en zwemmen. De golven dartelen op en neer. Als ze op de zee drijven, worden ze door de hoge golven vanzelf teruggebracht naar het strand. Ze zwemmen weer terug, verder de zee in. Tovy duikt onder. Hij ziet de meest prachtige koralen, wat een kleuren en vormen. Als hij weer bovenkomt, vertelt hij opgewonden aan Joly wat hij heeft gezien.

Ze duiken nu samen de diepte in, langs de koralen en tussen heel veel verschillende soorten vissen. Die zwemmen in groepjes, in een school, dicht tegen elkaar aan, alsof ze één groot geheel zijn. Tovy en Joly doen ze na. De vissen zijn nieuwsgierig en komen dichterbij. Het is net een spelletje. Er zijn oranje visjes met zwarte streepjes, fel blauwe, grote gele met bruine stippen en smalle groene aaltjes die schitteren in het licht. Het valt Tovy en Joly op dat de vissen zowel rechtop zwemmen, als zijwaarts en onderste boven. Dat hadden ze nog niet eerder gezien. Tussen de koralen door zien ze ook vissen, die zich verstoppen in de vele holletjes en gaten. Proestend komen ze boven water.

“Wow, wat is dat mooi! Tovy, zag jij die piepkleine blauwe visjes? Net kleine lichtjes. Ze komen naar je toe en zwemmen dan weer snel samen weg. Ook in al die kleurige koralen zie je oogjes naar je kijken en visjes snel weg schieten. Ik zag nog een hele lange vis, net een slang. Dat vond ik minder leuk.”

“Ja, ik kan wel uren onder water blijven en rondkijken, Joly. Oh, wat moet het fijn zijn als je kunt ademen onder water, dan zou ik daar voor altijd willen wonen.

Wombat houdt niet van water. Hij is het bos ingewandeld.

Het geheimzinnige briefje

Ze zijn een eindje op zee. Als ze opnieuw boven komen, kijkt Joly naar het strand of ze Wombat ziet. Tot haar schrik ontdekt ze dat iemand met een oranje shirt, over hun kleren gebogen staat. “Tovy, kijk daar, op het strand, bij onze kleren, daar staat iemand!”

Gespannen turen ze naar het strand. Tovy schreeuwt en zwaait met zijn armen. Zijn stem valt weg tegen het geluid van de golven. Ze zwemmen snel terug naar het strand. Het blijkt een jongen te zijn. Hij reageert niet op hun geroep. Hij pakt hun spullen op en loopt er snel mee naar het struikgewas. Tovy zwemt nog harder en is als eerste uit de zee. Hij rent achter de jongen aan, het struikgewas in.

Joly rent snel achter hem aan. “Voorzichtig Tovy, je weet niet wat hij zal doen.”

Door het oranje shirt kunnen ze de jongen goed volgen. De jongen is zeker een kop groter en heeft een voorsprong. Het valt Tovy en Joly op, dat door het dichte struikgewas en de bomen een klein, smal zandpad loopt wat ze nu volgen. Ondertussen roept Joly naar Wombat. Ze halen de jongen zo nooit in.

Van links lijkt het wel alsof een bulldozer door de struiken komt. Met een enorm lawaai duikt Wombat op. Hij komt op het geroep van Joly afgerend.

Onder het rennen, vertellen ze hem wat er is gebeurd. Wombat rent nu voorop achter de jongen aan. Ze halen hem langzaam in. Tovy blijft maar roepen: “Stop, stop, geef onze spullen terug!”

De jongen draait zich om, ziet ze komen en duikt het dichte struikgewas in, weg van het pad. Hij laat de spullen vallen.

Wombat gaat achter de jongen aan.

“Wombat, kom terug.” roept Joly. Ze is bang dat de jongen hun vriend iets zal aandoen.

Tovy en Joly pakken hun kleren en trekken ze snel aan. Als Tovy zijn korte broek aantrekt, voelt hij automatisch in zijn zakken. In zijn rechterbroekzak kraakt iets. Tovy haalt er een verfrommeld papiertje uit en bekijkt het.

“Hé, Joly, kijk nou wat er in mijn zak zit. Het is een briefje. Kijk, er staat wat op. Hoe kom ik daar aan?”

Joly komt nieuwsgierig dichterbij. “Wat staat er, Tovy? Hoe kom je daar aan? Is het niet van jou?”

Op het papiertje staat in grote letters geschreven: “Let op de magische stenen.”

“Wat is dat voor iets raars. Waarom moeten we op magische stenen letten? Wie stopt dat nou in mijn broekzak? Begrijp jij dat?”

“Nee, wat zouden dat zijn, magische stenen? Misschien heeft die jongen het papiertje in jouw broek gestopt.”

“Dat moet wel, want het zat er voor die tijd niet in. Dus we moeten op magische stenen letten, maar wat zijn dat? Het klinkt wel spannend. Met magie kun je toveren.”

“Daar is Wombat weer,” roept Joly.

Wombat wenkt ze hem te volgen. Ze lopen achter hem aan, over het pad waar de jongen is verdwenen. Ze komen op een ander onbekend strand uit. Van de jongen is geen spoor te bekennen. Ze blijven even staan. De wind, die van zee komt, brengt wat koelte.

De zwarte Kat

Nu zien ze verder op het strand, tegen het struikgewas aan, een kleine hut liggen. Het is gebouwd van takken en lange kokosbladeren. Nieuwsgierig lopen ze eropaf. De spanning is voelbaar. Zou de jongen hier wonen? Tovy kijkt om zich heen. Hij zou wel eens binnen willen kijken. Toch is dat ook wel spannend. De hut is afgesloten door een deur van aan elkaar gebonden, grote takken. Buiten de hut staat een emmer water en ligt een vissersnet.

“Durf jij binnen te kijken, Tovy?” Joly fluistert, bang dat iemand binnen haar kan horen.

Tovy voelt zich gesteund door Wombat en Joly. Hij loopt op de hut af. De deur kraakt als hij hem open zwaait. Dan, met een enorme vaart, komt er vanuit het donker uit de hut iets naar hem toegesprongen. Geschrokken valt Tovy naar achteren, in het zand. Op zijn buik landt een grote zwarte kat met boze ogen, zijn haren recht overeind, zijn nagels in Tovy’s buik.

“Help!,” schreeuwt Tovy.

Joly krijgt pardoes de slappe lach. Wombat springt naar Tovy toe en verjaagt de kat.

“Stomme kat!,” zegt Tovy en springt overeind. Boos kijkt hij naar de schaterlachende Joly. “Zo leuk is het niet, hoor. De volgende keer mag jij het doen.”

Nu lopen ze met z’n drieën naar de hut en kijken naar binnen. Op de grond ligt een matje met een kussen en een doek. Daarnaast staan allerlei potten en bekers, twee emmers en nog een vishengel tegen de wand.

“Hier leeft iemand,” zegt Joly.

“Nee, dit is gewoon een vissershutje, hier kun je niet wonen,” zegt Tovy.

“Misschien is dit wel de plek waar de jongen vandaan komt,” meent Joly.

Wombat draait zich om en wuift naar ze. Hij wil verder.

Tovy sluit de gammele deur. Ze lopen achter Wombat aan, langs de kant van de zee. Na enkele kilometers lopen, wordt het strand afgesneden door een brede inham met water. Tovy en Joly doen hun sandalen uit. Ze stappen het water in en lopen naar de overkant. Met hun blote voeten spetteren ze door de stroming. Ze vervolgen hun pad over het strand. Wombat rent plotsklaps het struikgewas in, dat naast het strand ligt. Hij klimt in een boom. Daar hangen heerlijke rijpe mango’s. Hij plukt de mango’s en brengt ze naar beneden. Met hun handen vol lopen ze terug naar het strand. Op een beschut plekje genieten ze van de sappige vruchten. Ze zijn heerlijk zoet en lessen de dorst. Tovy haalt zijn fles met water uit zijn rugzak en deelt die met Joly.

Het strand waar ze nu zijn, is mooi wit. Het is alleen wat rommelig. Overal verspreid liggen omgevallen palmbomen en aangespoelde kokosnoten.

“Kunnen we niet beter teruglopen, Tovy? Door die jongen zijn we nog verder afgedwaald. Straks weten we de weg terug niet meer te vinden.”

“We hebben nog de hele dag de tijd, Joly. Wombat, jij weet de weg terug toch wel te vinden?” Hoopvol kijkt Tovy naar hun vriend, maar die is al opgestaan en rommelt wat rond bij de palmbomen. “Nou, daar hebben we ook niets aan.”

“Misschien komen we mensen tegen aan wie we het kunnen vragen, Tovy.”

Ze staan op en lopen verder langs de zee.

“Kijk nu toch eens,” roept Tovy. Hij zit op zijn knieën bij een plantje. “Zo krijg je dus kokosnotenbomen. De kokosnoot komt met het water van de zee aangespoeld en blijft op het strand liggen. Het zand waait eroverheen en dan begint er uit de kokosnoot een plantje te groeien. Ha, wel lekker makkelijk voor die kokosnoot. Die neemt zijn eigen water mee.”

In de verte liggen grote, rode rotsblokken. Ze lopen ernaartoe. De rotsblokken lijken dichterbij dan gedacht. Wombat heeft daar al een plekje in de schaduw opgezocht. Hij krult als een bolletje in elkaar en valt in slaap.